Het staat zelfs in zijn profiel op de dating-app: ‘Niet-marketeer in een marketingorganisatie’. Binnen Utrecht Marketing is Rens Peters de enige met een sociale achtergrond, en dat vindt hij wel een leuke rol. Hij studeert community development en doet participatief actieonderzoek voor het team Cultuur. Zo hoopt hij nieuwe doelgroepen aan te boren voor de Culturele Zondagen die Utrecht Marketing organiseert. De opgedane kennis deelt hij met ander cultuurinstellingen in de stad, zodat die zelf aan de slag kunnen met de methode.
Wat houdt dat in, participatief actieonderzoek?
‘Dat je geen onderzoek doet náár mensen, maar mét mensen. Je betrekt ze er actief bij en geeft ze inspraak op het proces. Het gaat uiteindelijk over hun leven. Het is dus onderzoek op microniveau en het is vaak ook een lang proces. Maar dan krijg je ook échte verhalen van mensen en hoor je waar het bij hen in de kern om gaat.’
‘Hoe kunnen kwetsbare doelgroepen toch participeren in cultuur?’
Wat levert dat op voor Utrecht Marketing?
‘Het geeft ons inzicht in wat bepaalde groepen drijft of juist tegenhoudt om cultuur te bezoeken. En daar kun je dan op acteren met het cultuuraanbod.’
Op welke groepen richt jij je met name?
‘Op bewoners van wijken, zoals Kanaleneiland en Overvecht, die minder geld hebben. Maar ook op mensen die moeite hebben om volledig te participeren in de maatschappij. Zo werk ik met een groep met een licht verstandelijke beperking en met mensen met een vluchtverleden. Mijn onderzoeksvraag is dan: hoe kunnen deze kwetsbare doelgroepen toch participeren in cultuur? Hoe stimuleer je dat?’
Hoe pak je zo’n onderzoek aan?
‘Door op pad te gaan en die mensen te leren kennen. Dus ga ik naar buurthuizen, of naar een plek als De Wilg, voor mensen met een psychische en/of verstandelijke kwetsbaarheid. Ik drink er een kopje koffie en dan is er altijd wel iemand die vraagt: wie ben jij, wat kom je doen? Ik vertel wat over de Culturele Zondagen, zij vertellen over zichzelf en op een gegeven moment is er een basis van vertrouwen gecreëerd. Ik vraag of ze willen meedenken over de vraag hoe we meer mensen kunnen betrekken bij de Culturele Zondagen en vaak reageren ze wel positief. Ze vinden het leuk dat ze kunnen meepraten en dat er naar ze wordt geluisterd.’
Op welke manier wordt er dan naar ze geluisterd?
‘Ik neem ze bijvoorbeeld mee naar een Culturele Zondag en laat ze daar foto’s maken van dingen die zij als een drempel ervaren. Dat is een creatieve manier van data ophalen die ons bruikbare inzichten oplevert over wat wel en niet werkt voor deze doelgroep. Voor sommige mensen met een licht verstandelijke beperking is de informatieverstrekking bijvoorbeeld lastig. En dat begint, als je naar de customer journey kijkt, al bij de website van Culturele Zondagen.’
Wat doe je vervolgens concreet met dit soort data?
‘Wil je deze mensen daadwerkelijk bij je evenement betrekken, dan moet je zorgen voor een helder programmaoverzicht. Dat is eenvoudig te realiseren. Het onderzoek heeft er ook toe geleid dat we nu een FAQ hebben op de website, met telefoonnummer dat je kunt appen als je iets niet begrijpt. En dat we een Dixie voor minder validen zijn gaan plaatsen en trigger warnings willen vermelden bij events met harde muziek en flitslicht. Het mooie is dat mensen dit soort oplossingen vaak zelf aandragen. En dat is ook precies wat community development is: dat er een behoefte met bijbehorende oplossing vanuit je doelgroep naar boven komt. Als publiekswerker heb je slechts een faciliterende rol.’
Hoe ingewikkeld is het om deze groepen daadwerkelijk naar een Culturele Zondag te krijgen?
‘Ik heb gemerkt dat er veel enthousiasme is als wij het organiseren. Voor een buurthuis had ik bijvoorbeeld alles geregeld, inclusief vervoer. We hadden tevoren samen het programma bekeken, een soort route langs de acts en locaties uitgezet, en iedereen was heel enthousiast. Ook de groep mensen uit het AZC waarmee we op stap zijn geweest had een fantastische dag; die wilden meteen weten wanneer de volgende Culturele Zondag was. Maar je merkt toch dat ze niet zo snel een tweede keer komen. Niet uit zichzelf, althans. Misschien omdat ze het spannend vinden, of omdat ze het te lastig is om het zelf te regelen. Dat is voor mij nog echt een aandachtspunt, want uiteindelijk streef je als publiekswerker naar duurzaamheid. Je moet uiteindelijk zelf een stap kunnen terugdoen, zonder dat alles weer instort. Bij De Wilg zie je die duurzaamheid wel, wat mede te danken is aan de begeleiders die er werken. Voor die jongeren zijn de Culturele Zondagen echt verbindend, er ontstaan onderlinge vriendschappen en ze zoeken elkaar nu ook in hun eigen vrije tijd op. Culturele Zondag heeft voor hun in feite meer impact dan voor de reguliere bezoeker.’
Hoe vermijd je dat jij als hoogopgeleide witte man de mensen wel even gaat vertellen dat ze cultuur moeten bezoeken?
‘Ja, dat is een goede vraag. In elk geval laat ik in de gesprekken woorden als “onderzoek”, “Utrecht Marketing” en “participatie” gewoon weg. In plaats daarvan laat ik hun aan het woord, en vraag ik waar ze behoefte aan hebben. Zo heb ik eens een A3 en stiften meegenomen naar een buurthuis en de mensen laten uittekenen wat voor hun een ideale Culturele Zondag zou zijn. Toen bleek dat ze het woord cultuur heel anders interpreteerden. Waar we bij Utrecht Marketing denken aan creativiteit en kunst, associeerden zij het meer met kleding, eten, taal. Ze dachten bijvoorbeeld aan een foodmarket, waar mensen van verschillende achtergronden met hun eten staan. Of aan een modeshow, waar allerlei verschillende culturen langskomen met hun klederdracht. Dat zijn ook inzichten waarmee je als Culturele Zondagen iets mee kan.’
Fotografie: Maarten Mooijman